Cartoonist en kunstschilder

Een man die zijn passie volgt

Ton Smits (1921-1981) wint in 1964 de Gouden Palm van de zeventiende Internationale Salon van de Humor in het Italiaanse Bordighera. Het is hèt hoogtepunt in zijn kunstenaarsbestaan en deze onderscheiding plaatst hem op één lijn met internationale cartoonisten als Saul Steinberg, Tom Henderson, Raymond Peynet en vele andere tijdgenoten. In Amerika is Smits dan al zo’n tien jaar een zeer bekende en geziene cartoonist.

Het levensverhaal van Ton Smits begint op 18 februari 1921, als hij geboren wordt in Veghel in een gezin met 7 kinderen. Al heel jong tekent hij opmerkelijke karikaturen met schoenenverf op de achterkant van staalkaarten van een kleermaker. Zijn eerste publicatie, op dertienjarige leeftijd, is in het katholieke periodiekje De Kleine Apostel. De familie verhuist in 1935 naar Eindhoven. In 1939 gaat hij naar de Academie voor Kunst en Vormgeving in Den Bosch. ‘Het moest daar allemaal academisch, ik kon er weinig goeds uitrichten,’ zal hij later over deze periode zeggen. Hij heeft zichzelf dan ook altijd als autodidact beschouwd.

In het laatste oorlogsjaar 1944 blijkt er op zijn kamer een stapel cartoons te liggen met karikaturen van nazileiders als Hitler, Goering, Himmler. De prenten worden uit angst voor represailles verstopt, maar na de oorlog op kaarten gedrukt en in een oplage van honderdduizenden in verschillende landen verkocht. Tijdens de bevrijdingsdagen krijgt hij via een Amerikaanse soldaat het weekblad Look in handen, waarin veel cartoons werden gepubliceerd. Later blijkt hoe belangrijk die gebeurtenis is geweest voor zijn carrière.

In de jaren ’40 -’45 verschijnen van zijn hand in het Helmonds Dagblad de stripverhalen Karel Kwiek, Daniël Daazer en Dolly en de Juwelenroof.

Na de oorlog krijgt hij in Nederland steeds meer opdrachten en contracten, o.a. voor Het Kompas, een weekblad waarin hij politieke prenten publiceert, maar ook weleens een verhaal voor kinderen. Verder maakt hij voor uitgeverij Sijthoff politieke cartoons voor Het Dagblad en De Nederlander.

De Amerikaanse jaren

Toch blijven zijn gedachten terugkeren naar dat Amerikaanse weekblad Look, waarin hij cartoons aantrof zoals hij ze zelf graag wilde maken en publiceren. Dit wordt nu zijn doel: in Amerika zijn cartoons publiceren in tijdschriften die ze wel willen hebben en er nog voor betalen ook! Wekelijks stuurt hij een dertigtal cartoons naar humorredacteur John Bailey van The Saturday Evening Post. Dat houdt hij vier jaar lang vol, ook al krijgt hij alleen briefjes terug met: ‘Tot onze spijt…’ Maar al stapelen de cartoons zich op, tegelijkertijd ontwikkelt hij steeds meer een eigen stijl van tekenen. Met zo min mogelijk lijnen ziet hij kans zijn verhaal te vertellen, de maximale zeggingskracht te bereiken. En dat is in de wereld van het cartoontekenen beslist vernieuwend en uniek.

Uiteindelijk resulteert dit alles in de aankoop van een cartoon en is in 1949 zijn eerste publicatie in het Amerikaanse blad The Saturday Evening Post een feit. Een jaar later volgt een tweede cartoon en langzaamaan worden het er steeds meer. Een Amerikaans agentschap gaat zijn belangen behartigen. In 1954 krijgt hij een exclusief contract van The New Yorker en vanaf dat jaar kan Ton Smits zeggen dat miljoenen Amerikanen wekelijks zijn cartoons onder ogen krijgen. Hij publiceert in o.a. Collier’s, Look, This Week, Playboy, Esquire en vele andere bladen met miljoenenoplagen.

Denken in beelden

Een citaat van Ton Smits over zijn werk als humorist/cartoonist: ‘Het is een uitzonderlijk vak, maar zo langzamerhand ben ik gaan inzien, dat de beoefenaars van dit vak zelf ook lichtelijk ongewoon zijn. Dat komt door hun manier van denken, die tot gewoonte wordt. Een cartoonist moet het niet hebben van woorden, maar van beelden: het moet te tekenen zijn, eenvoudig of ingewikkeld, maar je moet het kunnen zien. Een cartoon hoort bij kijkhumor.’

Vernieuwende tekenstijl

Een ander citaat: ‘Ik teken wat ik denk, nooit wat ik zie.’ Dit is wat Ton Smits maakt tot een bijzonder cartoonist, hij neemt je mee in zijn wereld en de grap die is ontstaan in zijn hoofd. Hij schroomt niet zijn lezer te betrekken in zijn grap. Voor de setting van zijn cartoons gebruikt hij als het ware symbolen: drie sterretjes en een maan en het is avond, een zon en wat bloemetjes en het verhaal speelt zich af op een mooie zomerdag. Een streep en/of boog op de achtergrond en we zijn binnen in een woonkamer waar zijn verhaal zich afspeelt. Om zijn gedachtegang duidelijk te maken gebruikt hij alleen datgene wat niet gemist kan worden. Het bezorgt hem de benaming ‘de stenograaf van de humor’.

In 1969 verschijnt de laatste uitgave van The Saturday Evening Post met onderstaande cartoonstripje van Ton Smits.

Omwenteling

In Amerika voltrekt zich in die tijd een omwenteling: de televisie doet zijn intrede en daardoor krijgt de tijdschriftenmarkt een gevoelige knauw. In de jaren zestig gaan steeds meer advertentiebudgetten naar de televisiestations. Het lukt Smits in Amerika te blijven publiceren, maar hij krijgt minder opdrachten dan voorheen. Deze veranderende markt geeft hem meer tijd om te besteden aan zijn grote passie: het schilderen.

De tekendoos

In het grote, hoge atelier aan de Jacob Reviuslaan was het in de winter moeilijk warm te stoken en in de zomer kon het er juist enorm heet zijn. Daarbij probeerde Smits het atelier zo stofvrij mogelijk te houden voor de natte verf van zijn schilderijen van onder meer grafietslijpsel. Dus bouwde hij in een hoek een klein kamertje met een deur en een groot raam. Hij noemde het zijn tekendoos. Deze voorzag hij van een werktafel met lichtbak, waarop hij zijn eindeloze reeks potloodschetsen in inkt omzette. Ook plaatste hij er een pick-up en radio om tijdens zijn vaak nachtelijke tekensessies te genieten van fado tot Franse chansons.

‘s Winters kon hij de kleine ruimte met een elektrisch kacheltje goed warm houden en in de zomer met een airconditioner lekker koel. Bovendien was het er knus. Aan de bovenkant van de tekendoos een deur die opengezet kon worden voor de ventilatie en om de tabaksrook te laten ontsnappen.

En zo is het nog steeds in het atelier waar nu de expositieruimte is.

De schilderkunst van Ton Smits

Als een van de weinige kunstenaars die begrijpt dat humor voor een groot deel ontroering is, weet Ton Smits deze ontroering met virtuoze simpelheid ook te verbeelden in zijn schilderijen. Het is niet eenvoudig een juiste typering te vinden voor de kleurrijke taferelen in olieverf en in tempera. Het heeft iets van zowel de surrealistische als de naїeve kunststromingen.

Maar bovenal is het de wereld van Ton Smits, zijn sprookjeswereld, met wonderlijke dieren en bloemen, harlekijnen, fluitspelers, en naakte vrouwenfiguren. Zijn caseïne-tempera schilderijen hebben een rijpe, diepe glans lijkend op ouderwets emaille. Zijn schilderijen op linnen zijn gemaakt met een grote zorgvuldigheid, waarbij zachte warme tinten zijn gebruikt en figuren gestileerd zijn weergegeven. Een recensent heeft ooit over zijn schilderijen gezegd: ‘Ton Smits schildert naakte mannen en vrouwen van voor de zondeval.’

De wijze waarop hij zijn lyrisch natuurgevoel overbrengt in zijn eigen schilderijen geeft gestalte aan een citaat van Ton zelf: ‘Ik wil de mensen iets teruggeven van het verloren paradijs.’